Santiago, Dag 12

19 augustus 2003 - Pouylebon, Frankrijk

Verslag van de pelgrimgangers op weg naar Santiago de Compostela 19 augustus 2003

Dag  12.   Vazerac - Moissac - Auvillar - Lectoure - L'Isle-de-Noé - Montesquiou- Pouylebon

Gereden:  151 km.      Rijtijd:  6,17 uur  gemiddeld 24 km/uur

Geslapen in Vazerac, onder de “Grote beer”. Een ongelooflijk mooie sterrenhemel, zoals je dat in Nederland nooit ziet. Zonde om in slaap te vallen.  Toch maar doen want de dag van morgen ziet er met zijn 150 km weer onheilspellend uit  De ingang van de camping lag op een belachelijk heuvel die we na de rit van gisteren nog even moesten nemen. De camping wordt gerund door een jong Nederlands stel. “Kamperen bij de boer” De fietsen hebben we boven laten staan en zijn daarna te voet afgedaald naar het dal waar de auto stond. Later moesten we nog een keer verkassen voor de elektra, maar dat is gisteren al geschreven.

Vanmorgen moesten we dus na het ontbijt direct al een stevige klim maken, zij het te voet. Water getapt voor de bidons en daarna op pad voor de eerste kilometers rond 8.15 uur. De route is wat vriendelijker, minder steile klimmen en de eerste bezichtiging is in Moissac waar een St. Jacobskerk staat. De kerk is op dit uur nog dicht dus maken we een rondje door het oude stadsgedeelte. Adriaan kan zich een plek herinneren waar hij in zijn eerste tocht geluncht heeft en deelt zijn indrukken van die tocht. Bij Moissac komen de Tarn en de Garonne samen. 

Daarna snel door naar de koffie afspraak. Deze is gemaakt in Auvillar, een historisch plaatsje met een “fraai” uitzicht op een kerncentrale. De grote witte rookpluim van de koeltoren is al lang zichtbaar en zal bijna de hele dag in zicht blijven. Auvillar ligt aan de Garonne, we steken een brug over en moeten een steile klim nemen naar het dorp. In het centrum halen we weer een van onze “tampons”, stempels voor onze paspoorten. Het begint al een bont geheel van stempels te worden en we moeten ons beheersen want in Spanje worden de meeste en mooiste stempels afgegeven. Ruimte houden dus. We maken nog een statiefoto op het dorpsplein. En stappen weer op onze fietsen voor het tweede deel van de dagtocht. 

Van Auvillar naar Lectoure is het 43 km en daar is de lunchafspraak met Gijsbert.  Onderweg  begint het pelgrimkarakter van de tocht al aardige zichtbaar te worden. Dat uit zich in openbare drink- en wasplaatsen  en vooral ook doordat je steeds duidelijk herkenbare pelgrims inhaalt of tegemoet komt. De wandelpelgrims zijn herkenbaar aan hun  staf en de duidelijk zichtbaar gedragen Jacobsschelp, de fietsers aan hun zware bepakking. Wij zoeven erlangs in onze race-outfit.

In een parkje in Lectoure dragen we met elkaar een zware picnic-tafel naar de plek die ons het beste uitkomt, dicht bij de auto. De lunch is voortreffelijk en overvloedig.  

Er moet deze scribent overigens even tussendoor, van het hart, dat een door al die positieve verhalen het lijkt alsof de tocht een “eitje” is. Ik kan u vertellen dat het af en toe zeer zwaar is. Het is stoempen, zuchten, steunen en afzien.  Lange tijd achter elkaar hoor je niets anders dan het reutelen van de kettingen, het zuchten van de cyclisten, het schreeuwen van “auto voor”, of het “auto achter”.  Af en toe na weer een beklimming , waarbij we ons bijna verslikken in het drinkwater, hebben we de neiging om onder een heg te kruipen, de fiets over ons heen te trekken en als een konijn met myxomatosis langzaam te sterven en eindelijk rust te vinden die we verdienen onder een door vrienden en familie rijk gedecoreerde grafzerk.

Na de lunch wordt het zeer warm. We fietsen over heuvels en door dalen. De zon brandt warm op de huid. We besluiten om nog twee drinkstops te maken in de resterende tijd. In een klein dorpje L’Isle de Noe worden we bediend door een jongeman met een looppatroon wat  het meest lijkt op een klompvoet en een hoofd als een mislukte aardappel. Het geheel lijkt op een beperkte lokale overdracht van genen. In een dorp van 178 inwoners is de keuze ook zeer beperkt. Maar goed, wat hij wel heel goed kon was naar zichzelf toerekenen. Gelukkig bleven we alert en konden we voorkomen dat we voor vijf consumpties 15 Euro moesten betalen.

Op voor de laatste etappe. Martin kreeg het moeilijk , maar kon door wat te eten, een zouttablet en wat druivensuiker weer opgelapt worden.  In een groep met zo’n hoog gehalte aan” niet lullen maar trappen “ is dat de enige mogelijkheid.

Om 18.00 uur komen we aan op een camping bij het kasteel “le Haget” tussen Montesquiou en Pouylebon. Prachtige camping met alle voorzieningen.  Gijsbert ligt al in het zwembad. 

Foto’s