De 80 Kwatrijnen van Piet Meijler
17 december 2003 - Katwijk aan Zee, Nederland
Zwetend over ’t stuur gebogen Voor je zo’n reis aan gaat vangen.
Snakkend naar bidons met vocht. Eerst een mis bij rector Lingg
Met dit mooie doel voor ogen. Dan wat Gregoriaanse zangen.
Santiago, ’t eind der tocht. Goed voor de verbroedering.
-
Zo’n pelgrimage met z’n allen Aard en hemel komen samen
Vriendschap is dan een gebod Als bij ied’re bedevaart
En wanneer er stiltes vallen Ja, met eerbied zeg je: Amen
Hoor daarnaar, want dan spreekt God Als je op ’t eindpunt opwaarts staart
-
Champagne komt en ondertussen Want voorlopig wordt het lijden
Mogen wij ’t gebeente van Pelgrimeren valt niet mee
De heilige Jacobus kussen Zeer stijl soms bergopwaarts rijden
Wij, en onze achterban Of met een rotvaart naar benee
-
Als je ’s morgens wilt ontbijten Lachend gaf men veel adviezen
Slaat opeens het noodlot toe Gerrit, tanden op elkaar
Is ineens je voortand pleite Ja, je krijgt het voor je kiezen
Repareren dus, maar hoe? Tandje bij Gert, doe dat maar
-
Maar ’t kwam goed, de dames konden Plots, paniek dreigt uit te breken
Niet meer worden bijgebracht Paspoort weg en Willem baalt
Gerrit is weer ongeschonden Maar hij heeft niet goed gekeken
Hij is ‘t, die het laatste lacht Cobie, die ’t tevoorschijn haalt
-
Gijsbert en zijn auto raken Want wij en de fietsen kregen
Soms wel eens oververhit -vergeten wij die auto toch-
Als men die niet snel kan maken Van meneer pastoor de zegen
Vraagt hij een priester of hij bidt Voor die bus moet het alsnog
-
In het dorp Avioth sur Thonne. Hij is ’t die ons paspoort tekent
Vragen we naar de curie Nonante-trois jaren is hij reeds
Zijn krimpproces, reeds lang begonnen Zijn zure appels zijn uitstekend
Hij woont nog in de pastorie Welk jaar is het? Vraagt hij steeds
-
De koelkast zat eens vol met mieren Dus wat zouden wij dan zeuren
Ook de kostelijke taart De taart was heerlijk, maar mierzoet
In Australie staan die dieren We hoefden hem niet eerst te keuren
Als verruk’lijk op de kaart Taart met mieren smaakt heel goed
-
’t Kwam wel eens tot een discussie Maar we konden niet verdwalen
Gaan we links of rechts, rechtdoor? De reis was zeer goed voorbereid
Waar was Gijsbert met zijn bussie? Sweerman heeft ons telkenmale
Kozen soms ’t verkeerde spoor Op het juiste pad geleid
-
In ’t hotel in Dun sur Meuse Als je daar wilt gaan logeren
Slaap je slecht, zei Adriaan Zeiden zij, dan wordt het bal
Drie jaar terug was dat zijn keuze Heel vroeg al een klere-
-Wacht, daar komen mensen aan- Herrie, Adriaan die wist dat al
-
Op een camping had de buurman Agressief was hij en eiste
Last van onze lachpartij De vertaling van ’t verhaal
Raakte daar zo overstuur van We bonden in, waren de wijsten
Dat hij heel veel lelijks zei Snurkten toen maar in zijn taal
-
Een tampon moet men steeds halen We zouden een ontbijt proberen
Stempel zegt men bij ons thuis Met veel uien, room en ei
Moet je crucifix vertalen Het resultaat kon men waarderen
Met ons woordje inlegkruis? We hadden er een turbo bij
-
Een mevrouw die ons bediende Haar patron z’n ogen dwongen
Rende door het restaurant We kregen meelij met de ziel
En het was gênant te zien de De diagnose voor haar sprongen:
Enge blik van de gerant Neurasteen-hypermobiel
-
Kijk, daar hebben we van verre Soms denk je: Het kan raar lopen
Uitzicht op een kathedraal De bijbel daar, hoe curieus
Daar volgt ’t wonder van Auxerre Ligt bij Martins trouwtekst open
Wie gelooft nu dit verhaal? Toeval? Neen, miraculeus!
-
Want de Here is mijn herder En al zal ons niets ontbreken
Ja, met Hem ontbreekt mij niets Toch wordt door ons wel gedacht
Maar helaas, wij moeten verder Heb ‘k me daarop niet verkeken
Steeds maar verder op de fiets Als ‘k naar bier of water smacht?
-
Peter Post kon vroeger bloeien Lambert moest nog even plassen
-Ja, hij had het voor mekaar Als hij terugkomt van de plee
Mede dankzij d’uitspraak: ’t goeie Allen weg? Dus volgt een rasse
Spul d’rrrrin en rrrrrrijden maar Tijdrit richting Vezelay
-
Slecht je de geluidsbarrièrre Daar blijkt echter dat je fout zit
Met de snelheid van twee mach Als je opschiet haal je ’t net
Scheur je naar de kerk St.Pierre Dus wij racen in onz’ outfit
Voor een stempel van die dag Naar St.Cyr-et-Ste.Juliette
-
Een landmeter, ’n gepensioneerde We konden wel een stukje huren
Die, met ’t meetlint in zijn hand. U zult geen, zei hij erbij
Een leeg kampeerterrein beheerde Herrie hebben van de buren
Ging ons voor over zijn land U staat hier behoorlijk vrij
-
En u kunt bij mij betalen Pelgrims uit de Lage Landen
Dertien negentig, niet meer Vrome mannen, dat zijn wij
Maar even later, best wel balen Maar, wij zouden vroeger branden
Betaald Gijsbert nog een keer Branden wegens ketterij
-
Wij hebben een verbond gesloten Wij kunnen met het thuisfront praten
Met de duivel in persoon Op een duivelse manier
Lucifer met bokkenpoten Via vreemde apparaten
Nou, dan ben je niet brandschoon Niet per duif of per koerier
-
Men zou ons in vroeger eeuwen Ja, je komt daar op die wegen
Hangen, branden, men was cru -Menigeen reeds zeer verzwakt-
Of men wierp ons voor de leeuwen Steeds meer pelgrims tegen
Maar hoera, we leven nu Met hun staf en zwaar bepakt
-
Snel zoeven wij lang henen Allemachtig, drieëntachtig
Roepen een opbeurend woord Wijst ineens de teller aan
En zij, op hun moede benen Als je nou viel zou je krachtig
Sjokken dankbaar zwoegend voort Tegen ’t asfaltdek aanslaan
-
Dat zou je niet overleven Maar soms kreeg je de psychose
Dus je remt maar weer wat af Dat je even dood wou zijn
Want je denkt: Ik was zo-even Had ik maar myxomatose
Dicht genaderd tot het graf Net zoals dat ziek konijn
-
Dat je dan de rust kon vinden Maar dat duurde maar kortstondig
Onder een rijk versierde zerk Snel was je daar overheen
Zeer beweend door je beminden Die gedachten waren zondig
Dat verlangen was soms sterk Je vermaarde je meteen
-
Als we in een dorpje stoppen Maar de man bij wie wij drinken
En wat drank naar binnen slaan Lijkt onnozel als een koe
Klompvoeten, misvormde koppen Maar hij is wel bij de pinken
Inteelt heeft haar werk gedaan Rekent aardig naar zich toe
-
Nu niet lullen meer maar trappen Neem dan maar wat zouttabletten
Is de enige moog’lijkheid Eet wat, drink wat, wees een man
Eventjes geen flauwe grappen Drank of spijze moet beletten
Als je op je tandvlees rijdt Dat je echt niet verder kan
-
Het is stil op zeek’re morgen Daar zijn Pyreneeëns toppen
Want dag veertien dient zich aan Je zegt niet veel tegen elkaar
Ieder heeft zijn eigen zorgen Je voelt je hart steeds sneller kloppen
Hoe zal het mij vandaag vergaan? Want je weet het, dit wordt zwaar
-
Naar boven gaan op ’t kleinst verzetje Dit is echt levensgevaarlijk
Eenzaam zwoegend als solist De stilte hier verdooft je oor
Neen, dit rijden is geen pretje En dan eind’lijk, wonderbaarlijk
Je ziet niemand in de mist Je bent boven, bent erdoor
-
Nu kan echt ons niets meer deren De weg wordt druk, er is veel herrie
Die prestatie maakt ons stil ’t Landschap is nu per direct
Men mag elkaar feliciteren Veranderd in een soort van prairie
Verder lijkt het een peuleschil Geen dorp te zien, geen fijn traject
-
Als we onze kopman volgen Gaat u fijn maar verder lopen
Die tegen het verkeer ingaat We knikken braaf, dat’s onze plicht
Zegt een Spaans agent verbolgen: Maar wij vinden dat bezopen
Dit is een eenrichtingsstraat En voor hij ’t weet, zijn we uit ’t zicht
-
Voordat wij de stad uit rijden Sancho de Sterke had een gade
Zien we een brug met mooie boog Bouw een brug, vroeg zij haar man
Die stamt nog uit oude tijden Laat die pelgrims toch niet waden
Dan hielden pelgrims alles droog Nog heeft men profijt daarvan
-
Pelgrims moeten veel ontberen Nu volgt er nog een viertal dagen
Maar je krijgt alles voor elkaar Waarvan twee wat minder zwaar
Je mag zelf gratis kopiëren Dat kunnen we nog verdragen
Een tent opzetten? Laat dat maar Maar gelukkig, bijna klaar
-
Als we opstaan is ’t nog donker Er is een plekje uitgekozen
Een hemel die nog lang niet blauwt Castrojeriz wel te verstaan
En bij ’t prachtig stergeflonker Om ons even te verpozen
Heb je het behoorlijk koud En een kerkje in te gaan
-
Houtsnijwerk, prachtige beelden In een zwembad worden mannen
Johannes bij het doopbassin -Zelfs die met een kale kop-
Martin citeert hem en men speelde Streng het water uitgebannen
Zachtjes Mozart en Chopin Of men moet een badmuts op
-
Op de slechte wegen trillen Je zou wel willen blijven smeren
Haast je tanden uit de mond Maar voelt goed bij ’t zitten gaan
Dit is misbruik van de billen Je bilnaden, je ‘jongeheren’
Ieder heeft een zere kont Ja, dan blijf je liever staan
-
Felle tegenwind op de helling Niet zo fijn dat men juist heden
Dus je weet wat dat beduidt Een nieuwe asfaltlaag aanbracht
Ja, die wind, het is een kwelling Naar omhoog en naar beneden:
Je komt bijna niet vooruit Stapvoets, niet eens halve kracht
-
Daarbij komt dan nog de koude Als de auto is geladen
Verkleumde handen, weinig praats Snak je naar een frisse douche
Met veel moeite krijg je oude Maar je mag nu niet meer baden
Kranten toch nog op hun plaats Ondanks je Spaanse flux de bouche
-
Een refugio moet je weten Drinkend van mijn waterstromen
Sluit al vroeg, zegt de eigenaar Zei een Zwitser bij de wei
Wil je douchen na het eten Zul je goed aan ’t einddoel komen
Jammer dan, vergeet het maar Vanaf nu gaat het heel snel
-
Nog maar honderd kilometer De laatste dag, veel lekke banden
En dan zijn we bij het eind Zorgen om het aankomstuur
Dan ben je als mens completer Maar we blijven bijten op de tanden
En volmaakter naar het schijnt En trappen ons het apezuur
-
Je voelt de vreugd je overstromen Weken waren wij als broeders
Want we zijn nu op het plein Van de morgen tot de nacht
Van Santiago aangekomen Nu gaan wij weer terug naar moeders
Het doel bereikt! Weg is de pijn Die thuis geduldig op ons wacht